Ten oosten van Bovigny bestond vroeger het nu verdwenen gehucht van “Saint-Martin”. Bij het naderen van de revolutionaire troepen (1789), hadden enkele parochianen de klokken van de dorpskerk verborgen in een moeras dat alleen door hen gekend was. Men verzekerde ons ook dat er tegelijkertijd een kist met waardevolle stukken verborgen werd.
Een traditie zegt dat die waardevolle stukken bewaakt worden door een gouden geit. Maar ondanks de inspanningen van vele parochianen, de pastoor op kop, werd deze kostbare schat nooit gevonden. Ze gingen zelfs zo ver te beweren dat de klokken … en al de rest, zich in onderaardse gangen van een verdwenen kasteel in de omgeving van Langlire, aan de andere kant van het bos, zouden bevinden op een specifieke plek, “De Pierry” genoemd.
Mijnheer pastoor geloofde dat absoluut niet en besloot op een avond deze belangrijke schat, waarvan een deel van rechtswege aan de kerk behoorde, terug te vinden. Hij kreeg de steun van energieke parochianen die hij volkomen stilte tijdens de hele operatie aanraadde, en vooral in elk geval niet bang te zijn. Hij verzekerde hen dat er geen gevaar was. Om dit te doen, voegde hij eraan toe, raken jullie mijn stola aan met jullie vingertoppen, terwijl jullie licht maken met jullie fakkels.
De kleine groep vertrok dus ’s nachts en, aangekomen bij het moeras, wachtten ze tot middernacht in totale stilte, slechts onderbroken door het geluid van de wind in de takken van de nabijgelegen bomen.
Klokslag middernacht stond de priester op en begon zijn bezwerende gebeden. Pas had hij zijn armen als teken van zegen opgeheven of de wind werd heviger. Het hele bos boog onder zijn kracht, terwijl grote regendruppels met groot geweld naar beneden vielen.
Plotseling zagen allen een enorm beest met horens uit het bos komen dat schorre en krachtige geluiden uitstootte. Ze hadden nauwelijks tijd om opzij te springen, een grote vlam omringde hen allen. De priester bleef zijn bezwerende gebeden reciteren, blijkbaar had hij het woedend dier niet gezien.
Vervolgens merkten ze iets vreemds aan hun voeten: de modder bewoog en de grond scheurde open om een enorme koffer en een grote klok tevoorschijn te laten komen. Na het overwinnen van de angst die ze allen hadden, slaakte één van hen, bij het zien van de schatkist, een vreugdekreet. Onmiddellijk zonken de schatten in het moeras terwijl een ongelooflijk hevige donderslag weerklonk.
De door de bliksem getroffen bende kwam slechts terug bij bewustzijn door de striemende regen. Ze keerden in erbarmelijke staat terug naar hun huizen.
De schat van Saint-Martin is, misschien wel voor altijd, verzwolgen in de diepe donkere moerassen onder de heuvel van “Notre-Dame des Malades”.